maandag 12 mei 1997

Golfo di Giòla, Costa Viola



Vandaag mogen we meteen beginnen met een klim naar Ricadi, dat op 285 meter hoogte ligt. We krijgen daardoor wel een mooi uitzicht op de Etna in de verte. De zon schijnt fel en we worden omgeven door heerlijke kruidige geuren. De route blijkt tegelijk bosachtige en heuvelachtig, een mooie rit dus om te fietsen. Voorbijgangers roepen aanmoedigingen of toeteren tijdens de klim. Jammer voor Annemiek dat haar ginocchi (knieën) weer eens erg gevoelig waren, af en toe een stukje wandelen hielp.
Na de heuvels volgt er een vlakte met havengebied. Rond de middag komen we door Gioia Tauro, een doods stadje waar we ons niet op het gemak voelen. Na een korte etenspauze fietsen we weer verder, weer terug de heuvels in. We klimmen naar Palmi, zo'n 10 tot 13 kilometer lang geleidelijk omhoog. Met wat tussenpauzes om Annemiek's benen wat rust te gunnen, bereiken we de top op 544 meter hoogte. Het uitzicht is adembenemend, zowel de kust van Zuid-Italië als die van Sicilië zijn goed te zien, zelfs de Etna is van hierboven goed zichtbaar.

De afdaling naar Bagnara wordt een steile met haarspeldbochten. Annemiek komt beneden aan met verkrampte vingers van het remmen en ik heb m'n eerste lekke band als we bijna beneden zijn. Eenmaal beneden aan de kust in Bagnara bleek er geen slaapplek te vinden. Mischien wel een geldautomaat? In m'n beste Italiaans vraag ik hiernaar aan een voorbijganger en ja hoor, 'verderop bij die mevrouw met die blonde haren'. (Dat zou bij ons in Nederland misschien niet 'n erg duidelijke aanwijzing zijn, maar hier wel).

In Scilla, 8 kilometer verderop, hopen we meer succes te hebben bij het vinden van een onderkomen. Over een vlakke kustweg komen we rond 18:00 uur in Scilla aan, bij Pensione Le Sirene. Na een een warme douche en een lekkere pizza kunnen we bijkomen van 80 kilometer (met heuveltjes) fietsen.