donderdag 30 juli 2020

Langs de Abdij van Vauclair



Het kanaal ziet er sprookjesachtig uit als de ochtendzon door de mist over het water schijnt. Kikkers begeleiden het schouwspel met hun kwaakconcert.
Kris kras door kleine dorpjes gaan we op pad maar al snel komen we bij de weg richting Guignicourt. Hoe stil het in de dorpjes was, zo druk is het op de weg. Gelukkig zijn we er na een tiental kilometers vanaf.
Inmiddels zijn we Picardië binnengereden. Deinend langs de akkers, alsof we over grote golven fietsen, komen we dichter bij de heuvels. De dorpjes zijn ook hier in rust, de wegen schaars bereden.
Heuvelend door de bossen van Domaine Vauclair komen we aan bij de Abdij-ruïne van Vauclair.
Vrijwel alleen, wandelen we langs de restanten van de eens grootse bouwwerken die zo te zien stukje bij beetje gerestaureerd worden. We nemen een lekker lange pauze in de schaduw.
Terwijl ik uitrust maakt Tomas schetsen van de ruïnes waar we hiervandaan op uit kijken.
Tegen het eind van de ochtend fietsen we weer verder. Langs het Étang des Moines en over de Voie verte, die hier een hobbelig grindpad door de bossen is. Even verderop wordt deze groene weg een egaal fijn grindpad afgewisseld met houten bruggen waarvoor we volledig tot stilstand moet komen om te voorkomen dat we tegen de opstaande randjes klappen. Tot stilstand komen moeten we ook voor de bochten, waar de bebossing het zicht ontneemt en die zo krap zijn aangelegd dat er niets naders op zit dan er stapvoets doorheen te rijden.
We fietsen inmiddels midden in de vallei, langs de rivier de Ailette. Even later verlaten we de rivier waar het fietspad ons op ruime afstand omheen het stuwmeer van de Ailette leidt. Naast het stoppen voor de drempel bij elke aansluiting van het pad wordt de fietspret nog vergroot door een afdaling over een houten brug die in een bocht loopt. Glibberig, zegt het bord, remmen lijkt gevaarlijker dan sturen. Wanneer we na een afdaling over boomwortelasfalt een te nauwe onderdoorgang lopend mogen nemen, ben ik het beu. We duwen de fietsen door het weiland naar de weg.
We doorkruisen een aantal heuveldorpjes totdat we weer bij de Ailette kunnen komen. Inmiddels is factor 50 al uit de tas gekomen. De zon begint na het middaguur ongenadig te branden.
Via landweggetjes fietsen we langs de rivier tussen de bossen. We fietsen heerlijk rustig tot aan het meer van Monampteuil. Aan overkant van het meer horen we al van kilometers ver het gegil van badgasten op het strand en bij waterglijbanen.
Bij camping du Lac hadden we onze overnachting voorzien. Op een aanplakbiljet staat dat kamperen hier enkel toegestaan is voor kampeerwagens. We gaan alvast op een kampeerplekje in de schaduw zitten en laten de tenten voorlopig in de tas.
Wanneer ik even later een rondje over het kampeerterrein loop, wordt ik aangesproken: 'Wat zoekt u?' 'De baas.' 'Wat wilt u?' 'Een nachtje blijven.' 'Bent u op de fiets?' 'Ja' ''t Is enkel voor kampeerwagens. Zet je tent maar op dan komt er straks iemand bij jullie.' 'Bent u de baas?' 'Ja'.
Even later schuilen we voor de hitte, die vandaag erg lang aanhoudt, en rusten de rest van de dag lekker uit.