zaterdag 16 oktober 1993

Port Elizabeth



Port Elizabeth (the friendly city) is een leuke stad. Na de boulevard een paar keer gezien te hebben rijden we het kampeerterrein Happy Valley op. Het is een mooie plek met een 'kook-huis', dit is een ruimte waarin elektrische kookplaatjes zijn voor algemeen gebruik. We laten de tent droog waaien onder het toeziend oog van een Afrikaner. Het is een echte met korte broek en lange kniekousen, hij begint een heel verhaal in het Afrikaans wat best goed te volgen is en wij op ons beurt vertellen hem over onze fietsplannen. Hij is onder de indruk.
De volgende ochtend, na de boodschappen, bezoeken we het Addo Olifanten Park. Welke dieren zullen we daar nou eens kunnen zien? Bij het binnenrijden van het park staat een groot voorrangsbord waarvan we leren dat 'miskruier die voorrang geniet' en dat we beslist 'nie oor olifantmis moe ry nie'. We zien ook een paar volstruise, miskruiers, skilpadde en koedoes. De olifanten zijn imposant en erg dichtbij als ze voorlangs de auto de weg oversteken. Tussen de kudde loopt een olifantenjong dat volgens de beschrijving in onze folder een eenjarig olifantje is.
Het is vandaag een erg warme dag, 'gelukkig' waait het weer hard als we terug komen bij onze kampeerplek. We maken kennis met onze buren, een wat ouder (Engels) echtpaar dat tijdelijk in Happey Valley 'woont' totdat hun nieuwe huis is afgebouwd. Ze legden uit wat de mooiste route is naar Jeffreysbaai waar we de volgende dag naar toe willen fietsen. We moeten de Old Cape road nemen.
Op onze laatste dag in PE sleutel ik de fietsen in elkaar en pakt Annemiek de fietstassen in. Terwijl we dat doen komt één van de kinderen op het kampeerterrein aanzetten met een kameleon die meteen getest wordt op zijn kunnen. Het beestje lijkt alles best te vinden en imiteert zelfs het profiel van onze fietsbanden.
Als de fietsen klaar zijn, fietsen we nog een klein stukje. Als we even stoppen bij een stoplicht komt een jongen, die kranten staat te verkopen, even in Annemiek's remmen knijpen waarbij hij haar vriendelijk lachend aankijkt. Zijn gezicht zit onder de littekens, het lijken littekens van brandwonden. De jongen kijkt ons na als we verder fietsen.
‘s Avonds braaien we dat het een lieve lust is, we hebben nu een goede bodem voor de eerste fietsdag, morgen.