dinsdag 27 december 2011

Graanstoppels en schapen



Om 6 uur ben ik al op pad, nog voor de drukte, de zon en de wind.
Vandaag fiets ik de route die ik in 1993 al eens heb gereden. Toen kwam er één auto langs op een stuk van 60 kilometer. Natuurlijk (zoals ik inmiddels weet, was het een goed Zuid-Afrikaans gebruik dat je elkaar, als je onderweg was, hielp), met wat te drinken en dat kwam toen goed uit want dat hadden we te weinig bij ons.
Als ik nog maar net op pad ben fiets ik een jongen voorbij, zo te zien uit Railton. Even later komt hij naast met fietsen om te vragen of hij mijn pomp mag lenen, zijn fiets trapt zo zwaar. Ik zie het probleem al, hij fietst op het zwaarste verzet, en ook nog heuvel op. Ik leg hem uit dat hij dan met de achterderailleur op een groter tandwiel moet schakelen. Hij probeert met zijn handen de achterderailleur naar de goede stand te duwen. Nu nog de functie van stuurschakelaars ontdekken.
De rit valt tegen, het lijkt alsof ik niet op gang kom. Om 8 uur begint het te miezeren, wat om kwart 9 overgaat in echte regen. Rond 10 uur blaast de wind de regen weg, nu heb ik tegenwind.
De graanvelden zijn kaal, er grazen nu schapen op. De vele roofvogels vallen me al dagen op, maar vandaag lijken het er nog meer. Behalve roofvogels zie ik een kraanvogel en ooievaar in het veld, evenals een bruinbokkie. Op de weg loopt een hermelijnachtige voor me uit.
In de verte zie ik een man op de fiets. (Later zal mij verteld worden dat alleen arme mensen fietsen - tenzij het wielrenners zijn - waardoor ik nu één van hen ben). Hij houdt me aan om te vragen of ik een pomp voor hem heb. We staan gewoon midden op de doorgaande weg te kletsen, verkeer is er niet. Helaas voor hem past mijn pomp niet. Ik hoop dat hij bij de boerderij verderop meer succes heeft.
Bij Bredasdorp stop ik om wat te eten. Als ik weer wegrij kom ik langs het kampeerterrein waar ik ooit, tijdens mijn fietrs-huwelijksreis, heb gestaan, nu rij ik door naar Struisbaai. Onderweg is het gedaan met de rust. Auto's scheuren me voorbij naar het strand. Het kampeerterrein is tjokvol. Dan maar naar Agulhas. Daar kan ik op een veldje mijn tent tussen de andere proppen. Maar waarom zou ik hier willen staan? Op naar de Kaap van Agulhas, het zuidelijkste puntje van Afrika.

Om te kamperen rij ik terug naar Bredasdorp, de benen protesteren niet. Voor de wind zoef ik er naar toe. Om half vijf 's middags staat er 156 kilometer op de teller. Onbedoeld kampeer ik nu bij Suikerbossie waar ik in 1993, inderdaad toen ook op de fiets, kampeerde.