zaterdag 29 april 2017

De noordkust langs



Om vijf uur kraait de haan me wakker om de zonsopkomst te gaan zien. In de ochtendschemer wandel ik over de grillige rotsformaties voor de kust waarna ik ontbijt en opbreek. Na het afscheid van m'n Turkse vrienden ga ik op pad om de noordkust af te fietsen richting het westen.
De omgeving tijdens het eerste deel van de route is een voortzetting van die van gisteren, nog steeds geweldig mooi. In de nog vroege ochtend is het ook nog eens stil op deze weg. En dat lijkt ook de overstekende slang te denken. Kronkelend schiet die voorbij, ik kan het beestje nog maar net ontwijken.
Hoe dichter bij Kyrenia hoe toeristischer het wordt, in de verte zie ik ook nog eens heuse smog. De omgeving tussen bergketen en zee wordt meer en meer gevuld met vakantiedorpen (of zouden de bewoners zich hier permanent vestigen?).
Het rijgedrag van de automobilisten, de verpeste omgeving en de smerige lucht zorgen ervoor dat deze kuststrook de moeite waard is om over te slaan.
Wat één van de hoogtepunten van deze rit zou moeten worden, het zeeschilpaddenopvangcentrum blijkt niet te vinden of niet meer te bestaan. Ik kom voor gebouwen die buiten gebruik lijken. Bij het andere beoogde hoogtepunt, het kasteel van Kyrenia, besluit ik snel door te fietsen, te veel (toeristische) drukte.
Eenmaal voorbij Lapta keert de rust weer. Nadat de weg het binnenland in draait fiets ik, voorbij de clubs met dames voor vermaak, het beschermde Akdeniz natuurgebied binnen. Tussen beboste hellingen vervolg ik mijn rit. Al gauw doemt er een niet te missen knoepert van een dam op. Zou er een picknickplek bij zijn?
De meest zware beklimming van deze fietstocht tot nu toe ligt op m'n pad. Ik moet tenslotte het kustgebergte over. Meer dan 10% stijging, vrachtwagens en bussen klimmen nauwelijks sneller dan de fietser, andere rijden in de laagste versnelling en met piepende remmen naar beneden. Tijdens de beklimming kijk ik neer op het stuwmeer. Ik zie helder groen-blauw water en, inderdaad, recreatievoorzieningen in aanleg.
Eenmaal boven bevind ik me op een soort hoogvlakte. Naaldbossen afgewisseld met graanvelden. Ik waan me in mediterraan Zweden. Wat later probeer ik met mijn routeplanner mijn beoogde bivakplek te vinden, een waterbekken voor de bevloeiing van een oude olijfboomgaard. Een informatiebord staat, zoals ik later zal ontdekken, strategisch opgesteld bij mijn einddoel in plaats van aan het begin van het natuurgebied. Met digitale kaart en kompas zoek ik mijn route. Helaas vinden mijn banden ook hier weer doorns op hun pad. Dat wordt weer plakken.
Terwijl ik mijn plek inricht, waarbij een klein slangetje wegschiet, krijg ik bezoek van een wandelaar, John, een Grieks-Cypriotisch-Engelse leraar. We wandelen een stukje tussen de olijfbomen terwijl hij me uitlegt hoe ik morgen het beste verder kan fietsen. Zijn aanwijzingen zijn werkelijk fenomenaal, 'bij de olijfboom rechtsaf'. Ondertussen waarschuwt hij me voor giftige slangen en voor doorns in m'n banden.
Mijn tent staat deze nacht op een prachtige plek onder een olijfboom, naast het spaarbekken.
Kikkers geven een onophoudelijk concert, net als de studenten in het dorp op de heuvel verderop, slangen kronkelen door het gras.
Wanneer ik 's avonds in de tent lig komt er een auto aan gereden, wat hier toch wel erg verboden moet zijn. 'Merhaba' hoor ik als er een zaklamp op mijn tent schijnt, 'merhaba', zeg ik terug. Vermoedelijk iemand van natuurbeheer. Hij doet z'n inspectie en gaat weer op pad.