donderdag 13 juli 2017

De Mammoet van Kikinda



's Ochtendsvroeg als de zon net omhoog begint te klimmen is het nog stil op het land, stil op de rivier. Ik fiets Kanjiža uit en steek de rivier over richting het oosten, het Banaat in. Dit gebied tussen de de rivier de Tisa en de Roemeense grens lijkt nog verlatener dan de Bačka in het westen.
Ik fiets door een laag gelegen moerasachtig gebied met kronkelende riviertjes en hoge rietkragen.
Dorpjes bestaan uit een paar losse huisjes langs de straat waar de geitenhoeder z'n kudde nog midden in het dorp laat grazen. De jeugd van 70 fietst kranig naar de dorpswinkel.
Even later fiets ik Kikinda binnen, de hoofd'stad' van Noord-Banaat, waar ik warempel een specialiteiten koffiebar vind. Natuurlijk is het tijd voor een tussenstop. Tegelijk kan ik even bijkomen. Mijn (post)Lyme doet verwoede pogingen deze fietstocht te verstoren. Pijn in 't hoofd, de knieën en de borst. Ondanks de felle wind in de rug zakt het tempo tot onder de 20 km/h.
Eerst maar eens naar het museum met de mammoet. Ooit was deze vlakte bevolkt door mammoets. Hier, in de buurt van Kikinda, is er één, althans de restanten ervan, uit de klei gegraven.
Ik kan met m'n fiets het museum in en kan vervolgens zomaar rond lopen. Het museum bevindt zich in een statig gebouw en ademt rust en eruditie uit. Op het binnenplein staat een mammoet me aan te staren. Boven in het museum zijn nog meer restanten te zien evenals andere opgegraven voorwerpen. De geschiedenis van de streek wordt uitgebeeld met o.a. reconstructies op schaal.
Na m'n bezoek aan Kikinda volgt de tweede deel van deze dagrit. Met de wind in de rug naar Sečanj. Onderweg bemerk ik dat ik -helaas- op de drukke weg richting Zrenjanin fiets. Even doorfietsen maar totdat ik na de meloenen links af kan slaan om een rustigere route te volgen.
Heerlijk toer ik weer door dit weer nagenoeg lege deel van 't Banaat. Af en toe kruis ik een rivier of doorkruis ik een dorpje.
In Torda springt de multi-etniciteit al in het oog. De welkomstboodschap die te lezen is bij het binnenrijden van het dorpje, is geschreven in het Servisch, Hongaars, Roemeens en ook nog Engels.
Later, voorbij Karađorđevo, zie ik fietsbordjes die de route aangeven over de IJzeren Gordijnroute en de Noordelijke Banaatroute. Had ik die routes maar eerder geweten, denk ik bij mezelf.
Wanneer ik in Torak besluit dat het tijd is om de dorpswinkel te ontdoen van wat koele frisdrank wordt ik opgemerkt door een paar jongens met fiets. Even later rijden ze me om het hardst voorbij, één links en één rechts. Als ze vlak voor het einde van het dorp stoppen, kijken ze tevreden als ik naar hen zwaai.

Toch nog vroeg ben ik op m'n eindbestemming van deze dag. Nadat de ooievaar me verwelkomt, bezoek ik de visvijvers, het meer, de picknickplekken bij de rivier de Tamis en het grasstrandje. Er wordt ook hier weer druk gezwommen. Hierdoor vind ik 't strandje wat te druk om m'n tent op te zetten.
Ik fiets het gemeentehuis in om te vragen of het kampeerterrein al af is (op de website van het dorp stond dat als project aangekondigd), maar helaas, de voornemens lopen vooruit op de werkelijkheid, die zelf ook vaak een andere wending neemt.
Even later fiets ik met een paar Duitssprekende Servische zigeunerjongens door het dorp terwijl ze vol bewondering zijn over mijn fietstocht. Bij het cultureel centrum, ten slotte, helpt een meisje me vol overgave bij het meedenken over een slaapplek.
Dat wordt uiteindelijk De Rode Bloem, aan de overkant van de straat.