woensdag 12 juli 2017

Langs de Noordgrens van de Vojvodina



Als om vijf uur m'n wekker gaat, is de lucht weer helder blauw. Het stof zal vandaag uit de lucht zijn na de hoosbuien van afgelopen nacht.
Tegelijk met mij breekt Jim op. Ook Peki is er al vroeg uit om zijn plaats weer in orde te maken na de regen. Door het gezelschap en ook door de nattigheid vertrek ik pas om acht uur in plaats van half zeven. Hopelijk komt de hitte vandaag ook laat op gang.

Door de nog natte straten van Sombor ga ik op pad, richting Subotica. Zowel links als rechts van me wordt ik begeleid door de eindeloze akkers van dit vlakke land. Af en toe doorkruis ik een klein dorpje. De moderne wereld lijkt ver weg. De bevestiging van dit laatste krijg in de enige koffiebar die ik tegenkom. Cappuccino? Welnee, gewoon zwarte koffie.
Vandaag blijk ik ongemerkt de cappuccinogrens gepasseerd, en begint het werkelijke afzien.

Subotica schijnt een aantal leuke gebouwen en straten en pleintjes te hebben. Ik fiets liever door tot het Ludaš meer, voorbij Palić, de drukte en de uitlaatgassen voorbij.
Bij het bezoekerscentrum blijkt een kamp van internationale scholieren te zijn. Een scholiere uit Rusland, Tsjechië en Korea vertellen me wat ik hier allemaal kan zien. Een student uit Zwitserland heeft vooral belangstelling voor m'n fiets. Ik gebruik de plek voor m'n lunch waarna ik de omgeving ga verkennen.
Het Ludaš meer blijkt onderdeel van een natuur-herontwikkelingsproject. Flora en fauna mag hier stukje bij beetje in de toestand van vóór de menselijke invloed hersteld worden.
Bij een meer zal die fauna vooral bestaan uit watervogels. Inderdaad zie ik vanuit de vogelobservatiehut twee eenden zwemmen.
Na mijn enerverende ervaring zwerf ik over polderwegen naar Kanjiža. Het landschap wordt mooier, de wegen stiller en de dorpjes worden een verzameling huisjes langs de weg. Kreken doorsnijden het akkerland. Net als tijdens één van m'n vorige tochten, die door Slavonië, doet de omgeving me denken aan mijn geboortestreek, Zeeuws-Vlaanderen, zoals die in mijn jonge jaren was.
Eenmaal in Kanjiža zoek ik het kampeerterrein op. Er wordt iemand voor me gezocht die Engels praat.
Hier in de streek wordt vooral Hongaars gesproken.
De Vojvodina wordt bevolkt door een allegaartje van etnische groepen zoals Serven, Hongaren, Roemenen, Kroaten, Roma, Tsjechen enz. De streek heeft binnen Servië dan ook een autonome status.
Op 't kampeerterrein mag ik een nachtje gratis kamperen. Eerst maar eens lekker zwemmen in de Tisa. Zodra de tent staat zoek ik 'n steiger. Het heeft zelfs een vlot om vanaf te duiken.
Het kampeerterrein maakt deel uit van een groter geheel met speeltuin, zwemplek met steigers, café, restaurant en zwembad. Het roept herinneringen op aan de kampeeravonturen langs de Sloveense rivieren.
's Avonds wordt de omgeving een uitgaansplek. Overal rond me heen stemmen en muziek. Naast m'n tent lijkt Bor de Wolf te staan, althans, aan het geluid te horen.
Met de nacht komt de rust.