donderdag 17 augustus 1995

Kloosterbier



De volgende dag zoeven we (met de potentiële energie die we enkele dagen geleden hebben opgebouwd) Limburg binnen. We slingeren langs de Maas, waar we op sommige huizen het waterpeil van de afgelopen winter nog konden aflezen.
Zoals elke dag stoppen we rond een uur of elf om neer te strijken op een terrasje waar we de dorst laten zien wie er hier de baas is. Na een stuk of vier gesloten deuren besluiten we dat Limburgers en Brabanders pas na drie uur 's middags dorst krijgen, gezien de openingstijden van de uitspanningen.
Het vervolg van de route loopt door de Mariapeel en is een erg mooie. Het is hier weer volop genieten van de rust en de natuur. Zo mooi als echter het eerste deel van de route is zo ongelukkig blijkt de keus voor het laatste deel. De keuze voor de kortste route wordt meteen afgestraft door jakkerende automobilisten. Natuur en rust veranderen plots in herrie, stank en drukte. Hiermee wordt één van de hoofdregels voor de fietstrekker ons nog eens goed onder de neus gewreven: 'de kortste route is vrijwel altijd de slechtste'.
De kerk en de pastorie van het Brabantse Leende vormen het decor voor het eerste familiebezoek van de tocht. Bij het binnenrijden van het dorpje ontdekken we een fietsmuseum(pje) dat we vanzelfsprekend 's avonds bezoeken. Later op de avond brengen we ook een bezoek aan de mooie zestiende-eeuwse kerk.

De volgende dag volgt echter de mooiste excursie: de (onbeschreven) 'abdijbierentocht'. Bos, hei, akkers, grenspalen en kloosters maar vooral vele soorten bier. Met gloeiende wangen komen we weer terug op ons logeeradres.