Ik ben hier bij Glamoč op de helft van de verwachte afstand van deze fietstocht en ook na vijf van de (beoogde) tien ritten. Ik ga nu dus op de terugweg, maar met een omweggetje. Eerst maar eens de laatste twee bergpassen over.
Net voordat ik vertrek nodigt mijn gastheer me uit voor de koffie. Pas na drie kopjes en verhalen over hoe zijn huis vernield was in de oorlog ga ik op pad. Het is acht uur. In het dorp doe ik boodschappen. De winkelier helpt me met alles. Ik mis de afslag en rij verder het dorp in. Als ik de weg vraag bij een terrasje wordt ik uitgenodigd voor koffie. We praten over mijn tocht en over zijn aanstaande emigratie naar Canada. Als blijkt dat ik Nederlander ben valt verderop het woord Srebrenica.
Om half negen ben ik op pad. Eerst door de mooie vallei en dan de Mlinište op. Ik klim tussen de bossen, steekvliegen, wespen en bijen. In een uur en tien minuten bedwing ik de berg. Ik passeer op 1276 meter hoogte, vast de hoogste van deze tocht. Meteen daarna wordt ik welkom geheten in de Servische republiek.
Even na de top volgt het restaurant. Naarmate ik verder afdaal wordt de begroeiing minder, de bergen worden iets kaler. De bewolking maakt plaats voor een helder blauwe lucht. 26 graden wordt 36 graden. Na Barači volgt de volgende klim. Mijn rug protesteert nog heftiger. Eerst maar middageten in de schaduw in een openstaande garage.
Na de boterhammen klim ik rustig naar de volgende pas. Die is maar 935 meter hoog en ik zit al bijna op die hoogte. Ik fiets langs de berg en krijg daardoor mooie uitzichten op het dal. Eenmaal boven zie een fonteintje waar iemand flessen vult. Ik zie hem er niet uit drinken. Voor de zekerheid vraag ik hem, natuurlijk na een 'dobar dan', 'je li pitka voda?'. Als antwoord krijg ik dat het het beste drinkwater is in de Servische republiek. Het komt rechtstreeks uit de bergen.
De hele tijd door stoppen er mensen om water te halen. Vanochtend vertelde mijn gastheer al dat mensen hier al sinds jaar en dag hun eigen watervoorziening hebben. Boven in de bergen is een bekken gemaakt waar sneeuw zich verzamelt tijdens de winter waardoor het hele jaar door ijskoud via buizen naar beneden geleid wordt. Ik neem het ervan.
Tijdens de afdaling wordt de omgeving steeds groener. In de verte hoor ik een onweersbui, de lucht ziet zwart. Ik hou het nog even droog. Maar boven de vallei die ik straks door moet hangen de sluiers van de regen. Ik heb (vergeefse) hoop dat de wind de bui weg zal blazen voordat ik er ben. Als ik de weg Jajce-Bihać opdraai, een weg die ik vorig jaar ook al reed, krijg ik toch een verkoelend buitje. Ik fiets nog even door naar de koffiebar waar ik vorig jaar stopte. Eén waar alleen autochtonen lijken te komen. Twee sterke koffie.
Na de koffie volgt een geweldig mooie afdaling richting Ključ. Vlak voor dat ik het stadje bereik sla ik rechtsaf, langs de Sana. Volgens de kaart is dat de meest rechtstreekse weg. Het bord wijst me rechtdoor. Ik weet dat ik dan moet klimmen maar ik volg de rivier. Vijf kilometer verderop weet ik waarom het bord rechtdoor wees, de (doorgaande) weg wordt onverhard. Ik besluit door te gaan, de weg ziet er glad uit. Even later vervloek ik mijn keuze, met een kapot achterwiel over een onverharde weg? Totdat ik een veld zie waar gekampeerd wordt. Vissers, ik kan erbij gaan staan. Helaas barst een donderbui los. Ik ben weer in Bosnië. Even zie ik het niet meer zitten. De tent opzetten met dit weer? Samen met de vissers krijg ik mijn tent onder het houten afdak geplaatst.
Na 111 kilometer en met deze keer 1040 hoogtemeters, zit de rit voor vandaag erop. Ik sta aan de Sana bij Donje Sokolovo.
Ondertussen zit ik met de vissers onder de houten picknicktent waar ook mijn tent onder staat. De neuten vloeien door de kelen, ieder heeft zijn eigen brouwsel meegenomen. Er wordt vis gebraden, macaroni gekookt, pinda's gedeeld, tomaten, brood enz. De regen lijkt even gestopt.