dinsdag 18 juli 2017

Langs Felix Romuliana



De ochtend begint deze keer met koffie in de tuin samen met Dejan. Als ik vertrek, fietst hij nog even met me op om de weg te wijzen en me even later uit te zwaaien.
Eenmaal op de hoofdweg naar Zaječar klim ik over brokkelasfalt, een uitdaging die vergelijkbaar is met fietsen over kasseien en dan nog wel heel slechte. Traag klim ik om mijn materiaal te sparen.
Wanneer het brokkelasfalt overgaat in lapjesasfalt, merk ik dat mijn banden te hard staan. Klabam, klabam zegt de fiets bij elk bobbeltje of putje en dat is zowat om de paar seconden. Ik laat wat lucht uit m'n banden om wat comfortabeler te rijden, maar wel langzamer door de hogere rolweerstand, minder stuurvast en belastender voor de wangen van de banden.
De route glooit verder naar Zaječar, telkens klimmen naar 300 meter met een stijging van zo'n 5% en dan weer terug naar beneden, naar een rivierdal.
Onderweg wordt er druk aan de weg gewerkt, slechte stukken worden vervangen en gaten worden gevuld met nieuwe lapjes asfalt.
Bij de OMV in Zaječar houd ik mijn eerste cappuccinostop. Ik krijg zowaar een wegenkaart van Servië, die had ik inderdaad nog niet, met daarop natuurlijk alle OMV stations.
Voordat ik wegfiets worden de banden toch weer opgepompt door een vriendelijke pompbediende. Zwalken met zachte banden is niks voor mij.
De weg naar Belgrado, want die volg ik een stukje, is glad geasfalteerd. Ja Belgrado, zeiden Marija en Dejan gisteravond, daar (en kennelijk ook ernaartoe) worden de wegen wel goed onderhouden.
Bij Gamzigrad breng ik een bezoek aan Felix Romuliana, een Romeins paleis en vesting gebouwd door (namens) keizer Galerius, hier in Dacia Ripensis. De bouw lijkt andere kenmerken te hebben dan de Romeinse bouwwerken die ik ken uit Italië en andere landen rond de Middellandse Zee. Maar ja, Galerius was dan ook een Daciër. Wel zie ik de typische Griekse zuilen en het Romeinse bad.
Na Gamzigrad fiets ik heerlijk door het licht glooiende dal van de Zwarte Timok. Bergen liggen links en rechts van me. In de verte liggen de bergen waar de Lazarev kloof doorheen loopt en nog verder de Kučaj.
Wanneer ik tijdens m'n lunchstop bij een benzinepomp mijn voorband nog wat wil oppompen, draai ik mijn ventiel aan gort. Ach, zolang de band hard blijft heb ik geen probleem en houd ik nog één binnenband op reserve.
Bij Boljevac verlaat ik de weg die naar Belgrado leidt. Ik probeer een kamer te vinden maar zie niks naar m'n zin. Het is half vier, ik fiets lekker door naar Sokobanja aan de andere kant van de berg.
Over een vrijwel verlaten weg, waar één gehuchtje langs ligt, klim ik langzaam de berg op. Ik geniet van het klimmen, van de groene omgeving en van de uitzichten. Eenmaal boven blijf ik op een soort hoogvlakte op zo'n 750 meter hoogte. Ik krijg uitzicht op alle bergen en dalen in de omgeving.
De afdaling verloopt spectaculair. De weg slingert me langs de berg als in een achtbaan. Daarbij mag ik afwisselend over lapjesasfalt en brokkelasfalt mijn pad vinden. Soms is er plotseling een stukje glad asfalt waar de snelheid omhoog schiet. Door Nikolinac loopt de weg opeens flink steil omlaag. Met de remmen stijf dichtgeknepen daal ik stapvoets. In het dorpje bekijkt de hond me liggend van bovenop een stroberg, lopen de geiten met me mee en stuiven de kippen voor me aan de kant.
Aangekomen in Sokobanja wil ik eerst een kamer vinden. Om laat op de dag nog m'n tent op te slaan op het ongereguleerde (wild)kampeerterrein in Borići park heb ik net te weinig energie over, na de 1.670 meter stijging van vandaag. Zoekend zwerf ik door de straten rond het centrum.
Bij de eerste twee sobe & apartmani vang ik bot. Ik verander van strategie en stuur een tuin in waar ik vijf jonge dames zie zitten. Ik wordt meteen uitgenodigd om erbij te komen zitten. Helaas hebben ze geen bed over voor me. In plaats daarvan gaan ze meteen aan het bellen. Al na het tweede telefoontje is het raak. Na een paar minuten komt een Servische dame me ophalen.
De twee jongste dames begeleiden me om te vertalen, ze praten allebei Engels, mijn gastvrouw, Srdjana, vloeiend Servisch. Net als vrijwel overal in Servië ervaar ik hier de kenmerkende gastvrijheid, eerst wat drinken, kletsen en gezellig kennismaken en dan pas de rest. Zo zie ik foto's van haar dochter in Hamburg en geef ik met webadres van mijn blog. Het aanbod van haar levensgezel, Boban, om samen naar de thermen te gaan moet ik afslaan, ik ben te moe, moet nog inkopen doen en mijn avondeten maken. Misschien morgen, dan houd ik hier een rustdag.