donderdag 19 april 2018

Door het hart van de olijven naar de Libische zee



Al vroeg ben ik wakker en na m'n ochtendritueel ben ik al om kwart over zeven op pad.
Door een brede vallei fiets ik richting het binnenland. Links en rechts van me strekken de olijfboomgaarden zich uit zo ver het oog reikt. Ik fiets hier ongetwijfeld door het hart van de olijventeelt.
Na een paar uur fietsen tussen de olijven rijd ik voor m'n eerste koffiestop het dorpje Asimi in. Juist vandaag is het daar marktdag. De straten staan vol met kraampjes waar zelfverbouwde groenten, zelfgemaakte kaas en nog veel meer aangeboden worden.
Kilometers lang slingert de weg zich door de vallei totdat bij Martha de weg serieus gaat stijgen. Langs alweer die knoeperts van bergen mag ik me uitleven.
Onderweg geniet ik van de uitzichten over het dal en op de half begroeide berghellingen.
Op de eerste top houd ik een spirituele lunchpauze bij een kapelletje.
Bij Ano Vianos mag ik me opmaken voor de beklimming naar het hoogste punt van mijn dagrit. Door de smalle straatjes en over het sfeervolle plein van dit dorpje dat tegen de berghelling ligt, kruip ik omhoog.
Een tijdje blijf ik op zo'n 700 meter hoogte fietsen vanwaar ik de kust ver beneden me kan zien. Het strand van Kerambos en de kassen van Arvi passeren me onderlangs.
De onvermijdelijke afdaling roept, zoals meestal, een euforisch gevoel bij me op. Luidkeels zing ik 'Born To Be Wild' van Steppenwolf terwijl ik naar beneden suis.
In een mum van tijd ben ik beneden bij Mirtos, een lieflijk kustdorpje dat ik al snel achter me laat, op weg naar Ierapetra.
Na een flitsbezoek aan de moskee en aan het Venetiaanse fort trap ik de laatste van de 135 kilometers door de tegenwind naar Koutsounari dat ik nog voordat de avond valt bereik.
Een plek voor de tent heb ik voor het uitzoeken op camping Koutsounari waar alles nog gereed gemaakt wordt voor de aanvang het toeristische seizoen.