zaterdag 14 april 2018

Valleien, boomgaarden en het meer van Kournas




Als 's ochtends het aanzwellende getsjilp van de vogels de stilte doorbreekt staat Helios op 't punt Hades te verlaten.
In de koelte van de ochtend vertrek ik westwaarts, verder over de oude weg door het binnenland waar verkeer schaars is. Over bergwegen met de karakteristieke paaltjes langs de ravijnkant en geiten in de bomen langs de helling, slinger ik omhoog.
Boven de wolken die over de laagte hangen presenteert dit ruige landschap zich op zijn mooist.
De kronkelwegen voeren me door kleine dorpjes met zelden meer dan tien huizen waarvan altijd minstens één 'n café is. 'Kalimèra', groet iedereen die ik tegenkom. In één van de dorpjes schuif ik aan om samen met de hele plaatselijke bevolking (van vijf mensen) van mijn eerste Kretenzische koffie te genieten.
Het slingeren door de heuvels gaat over in slingeren langs de rivier. Op de brede stukken van de vallei fiets ik tussen sinaasappel- en olijfboomgaarden, op smalle stukken vormen de bergwanden een kloof.
Uiteindelijk kom ik aan de kust waar ik het Kreta van het toerisme tegenkom. De hotels vormen een lang lint langs de kust.
Op de boulevard van Rethymno kan ik op de picknickbankjes onder de palmbomen mijn middagpauze genieten.
De citadel waar ik even later langs fiets wordt overspoeld door toeristen. Daar houdt deze fietstoerist niet van en om de fietspret niet te laten bederven, laat ik de citadel links liggen.
Aan het eind van de stad laat ik ook de kust voor wat die is en vervolg ik de rest van mijn route door het binnenland.
Al gauw word ik getrakteerd op groene valleien, olijfboomgaarden en bomen die me doen denken aan kastanjebomen.
Door soms dichte bossen en langs steile wanden kronkel ik alweer door het landschap.
Na korte beklimmingen en afdalingen bereik ik, na uiteindelijk 96 kilometers fietsen, het Kournasmeer.
Hoge bergen flankeren het diepgroene meer. Wat een juweeltje!
Nadat de tent staat neem ik een duik in het heerlijk koele water.
Het meer is een natuurgebied, en bezit van voornamelijk ganzen. Hele families zwemmen me voorbij en komen bij me op bezoek bij m'n tent.
'Wie niet reist is gek', zegt het boek dat ik deze tocht bij me heb.
Als de avond valt (boem) zijn de dagjesmensen vertrokken en heb ik het uitzicht over het meer en de koffiebars voor me alleen.
Wanneer de zon achter de bergen zakt vult de klamme lucht de omgeving. Het neergeslagen vocht zorgt voor een heerlijk geurenpalet.
Onder een nachtelijk concert van de kikkers kruip ik even later de tent in.