zondag 16 juli 2017

Door de IJzeren Poort



Om half vijf wordt ik gewekt door mijn telefoon. De zon is net op. In alle stilte breek ik op. In de ochtendkoelte fiets ik weg. Wegen zijn verlaten. De dorpjes, Vračev Gaj en Banatska Palanka, lijken nog in (zondags)rust.
Ruim op tijd ben ik bij de pont die me naar het zuidelijk deel van het land zal brengen, aan de andere kant van de Donau.
Als ik de pont aan zie komen, ben ik meteen benieuwd naar waarom er zoveel grind op de laadklep ligt. Even later zie ik dat aanmeren anders gaat dan dat ik thuis gewend ben. Trossen worden om de afmeerpalen gedraaid en met een lier wordt de boot krachtig tegen de oever getrokken. De laadklep boort zich hierbij in het grind dat tegen de dijk ligt.
Vervolgens pakken de bootsmannen een schop en maken met het grind van de laadklep een egale overgang.

Ik loop met m'n fiets de pont op, zij lopen eraf. "Pauze", roept de ene. Ik vraag me af wanneer ze voldoende uitgerust zijn om terug te varen.
De pont blijkt een soort drijvend platform te zijn, een vlot in feite, met een bootje, dat zelf een klein pontje is geweest, aan de zijkant. Het bootje duwt het vlot naar de overkant, soms links tegen het drijvende platform, soms rechts, soms erachter. Als we contact zouden verliezen, eindigen we in de Zwarte Zee, denk ik bij mezelf.
Even later fiets ik langs de Donau. Links de bergen van Roemenië, rechts het Servische heuvelland. Vogels kwetteren en kikkers kwaken vanuit de vele nog woeste rietoeverlanden langs het water. Ik slinger met de rivier mee, soms door een nauw dal, soms langs een watervlakte zo breed als een meer.
Aan 't eind van zo'n breed stuk, na het dorp Golubac, staat een burchtruïne: Tvrđava Golubački Grad.
Helaas kan ik er niet in, de burcht wordt druk gerestaureerd. Wel is er een gloednieuw informatiecentrum en een restaurant. In het eerste kan ik ontdekken dat vlakbij het eerste brons is gevonden maar ook dat de Romeinen een doorgang hebben gemaakt door de Đerdap kloof oftewel de IJzeren Poort.
Al snel fiets ik verder en geniet van de mooie omgeving. Met de wind in de rug stroomafwaarts fietsen gaat lekker snel. Zo houd ik genoeg tijd over om Lepenski Vir te zien en misschien wel Donji Milanovac te bereiken.
Afstanden worden groter, dorpjes kleiner, heuvels hoger. De Đerdap bergen komen tot aan de rivier. De weg slingert zich langs de bergwanden, dan weer omhoog, dan weer omlaag, soms door een tunnel. De uitzichten zijn indrukwekkend.
Opeens wordt er onderweg getoeterd en naar me gezwaaid. Het is de Franse familie. Aan het einde van hun fietstocht van huis naar Belgrado, doen ze nog een autovakantie door Servië en Roemenië. Even verderop staan ze me op te wachten, we kletsen wat en nemen vervolgens weer afscheid.
Samen met de bustoeristen bezoek ik Lepenski Vir. Het museum laat zien dat er verschillende opgravingen gedaan zijn die typisch zijn voor de verschillende culturen die hier bestaan hebben. Eén van de volken waar restanten van gevonden zijn, zou 8000 jaar geleden hier geleefd hebben. De kunstvoorwerpen die deze cultuur voortbracht zouden de oudste van Europa zijn. Klein maar fijn museum, vooral dankzij de film over de opgravingen.
Na mijn museumbezoek fiets ik, na de gebruikelijke koffie, verder. De ongereguleerd kampeerplek (ja dat is een categorie in Servië, wildkamperen met een sporadische voorziening) trekt me niet. Bovendien betrekt de lucht en begint het te miezeren. Ik heb mijn vizier gericht op de herberg in Donji Milanovac.
Onderweg wordt de regen intenser. Bovenop het enige colletje van de dag doe ik de regenhoezen om mijn tassen en ook om mijzelf om door de stromende regen naar Hostel Trajan te fietsen.
Alweer zo'n mooie plek om te overnachten, in alles voor de reiziger is voorzien in deze herberg, die pas sinds vijf dagen in bedrijf is.
's Avonds wandel ik door het dorpje, over de boulevard en door het kustpark met mammoet.