Vandaag vervolg ik mijn route naar de bergen van West-Servië.
Door de heerlijk frisse ochtend fiets ik richting Kraljevo, helaas weer over de drukke doorgaande weg. Tegenliggers die vlak voor m'n neus met 120 per uur inhalen, 'n vrachtwagen die me van het asfalt duwt. Ik scheld de frustatie van me af.
Vanaf Kraljevo kan ik weer op de oude weg komen. Licht glooiend langs de hellingen van de Westelijke Morava, voert deze weg me door kleine dorpjes, tussen de bossen en akkers. Dit is toch het fietsen waar ik voor kies. Voorlopig kan ik weer lekker fietsen, zeker nu mijn Borrelia-vriendjes na drie dagen kniepijn en 'n week lichte lamlendigheid de strijdbijl begraven hebben en ik pijnvrij en vol energie kan doorfietsen.
Was gisteren in Trstenik de aanwezigheid van een buitenlander al een bijzonderheid, één waardoor zelfs de politie zich te buiten ging aan formaliteiten, vandaag ben ik volledig buiten de huidige tijd. Een andere taal dan Servisch lijkt hier nog onbekend. Bij de koffiebar in Mrsinci wordt gelukkig mijn Kroatisch goed verstaan. In deze regio leeft men tenslotte nog in Joegoslavië, althans in gedachte.
Na Čačak fiets ik door de mooie Ovčar-Kablar kloof die door de Zapadna Morava is uitgesleten. Steile bergwanden omringen me. Beneden stroom het water, naast me doemt een stuwmeer op.
In Ovčar Banja is het stil. Er staan een paar huisjes, het kampeerterrein is verlaten (maar blijkt toch open). Voor de winkel zit de winkeljuffrouw bier te drinken, net al de jongens voor het postkantoor. Het lijkt een plek van vergane glorie.
Als ik even later aan haar vraag wat ik hier zou kunnen doen, komt ze niet verder dan de kloosters in de bergen bezoeken. (Nee dank je).
De picknicktafels langs de rivier staan leeg op me te wachten. Plek genoeg voor mijn middagmaal.
Ik zeg, in gedachte, tot ziens tegen Ovčar-Banja en volg de rivier verder richting Užice. Het dal wordt breder en ondertussen klimt de temperatuur boven de 40°C. Ingehouden fiets ik door om na een klein uur te stoppen in Požega. Daar kan ik even bijkomen voordat de hitte me uitschakelt. Het stadje heeft een mooi modern plein met een aantal terrasjes, dat wordt aangenaam verpozen.
Voor Potpeće fiets ik eerst langs het etno dorpje in Zlakusa, Etno park Terzića avlija, daar blijkt ook nog gekampeerd te kunnen worden. Eerst maar even vragen. Ja hoor, de schapen mogen naar de wei ernaast.
Voordat ik mijn tent opsla, fiets ik eerst naar de grotten verderop. Over smalle bergweggetjes bereik ik de Potpećka Pećina. Het laatste stukje fiets ik over een onverhard pad tot bijna bij de ingang. De rondleiding is net begonnen maar er wordt op me gewacht. Een fietser uit Nederland mag toch nog wel mee. M'n fiets zet ik tegen de kruiwagen. Een warm vest en m'n telefototoestel graai ik uit de tassen. Rennend leg ik de 150 treden naar de ingang af.
De grot heeft de grootste opening van alle grotten in Servië, vertelt de gids. We stappen en kruipen door de gangen en zien allerlei rostformaties. Tenslotte groeit er hier ook nog een bijzondere stalagniettiet, eentje die lijkt op een koraal en zijwaarts groeit in plaats van neerwaarts of opwaarts.
Terug bij de etno selo blijkt het kampeerveldje een tent rijker geworden, en wel met Nederlanders: Wera en Nicander. Na een eerste keer in Bela Crkva is dit de tweede keer dat ik landgenoten tegenkomen. Lekker even ervaringen uitwisselen.
Vandaag fiets ik de berg over. De bergen in West-Servië zouden de mooiste van het land zijn. Vooral die rond Zlatibor, wat een stuk zuidelijker ligt. Hier vlakbij is het Tara gebergte met het Zaovine meer. Daar kom ik helaas niet door. Ik neem de pas tussen Užice en Bajina Bašta, langs het monument van Kadinjača.
De klim is 'n mooie. Een lekker onregelmatige klim, waarvan de weg soms zo smal is dat de vrachtwagens in de bochten moeten stoppen tot alle tegenliggers voorbij zijn. Er past maar één wagen tegelijk in de bocht.
Bovenop heb ik uitzicht over alle bergen in de omgeving.
Beboste hellingen stralen groen onder de zon. Als ik omkijk zie ik de bergen van Servië. Vooruit, in de verte zie ik de bergen van Bosnië (inderdaad van de gemeente Srebrenica, bekend van de Hollandse VOC mentaliteit)
Na de klim mag ik langs beboste hellingen naar beneden suizen, bobbels, kuilen en auto's ontwijkend. Als 'n Hendrik Haverkamp vlieg ik over het asfalt.
Een tweede steile klim is zo gedaan, waarna ik Oerend Hard naar Bajina Bašta fiets.
Ook dit dorp heeft weer een sfeervol pleintje. Het dorp, de hele omgeving trouwens, is in de ban van de Drinska Regata. Een jaarlijks evenement waarbij mensen met soms eigen bouwsels de rivier af drijven. Boten met muziek, waterspuit, partytent enz. De sfeer is luid en jolig. Toeschouwers langs de oevers maken foto's, grenspolitie houdt in de gaten of niemand de grensrivier met Bosnië oversteekt.
Eenmaal in Perućac zie ik waar ik al voor vreesde. Tenten op elk stukje vrij gras. Het stuwmeer waar ik graag naartoe wil, laat ik voor wat het is. Auto's staan kilometers ervoor geparkeerd of in de file.
Snel fiets ik terug naar Bajina Bašta. Eerst nog wat inkopen en dan hup naar m'n eindbestemming van vandaag. Het kampeerterrein in de tuin van Anđa Jovanović in Gornja Crvica. Het kan me wel bekoren.
M'n tent past mooi voor het kippenhok. In de houten schuur kan ik wat spullen kwijt. Samen met m'n fiets kan ik op het bankje onder de boom in de schaduw zitten. Natuurlijk is er een keuken waarin het bier al koud staat.
De zon probeert boven de berg te komen en tussen de wolkjes door te prikken. Hanen uit de omgeving kraaien om de beurt.
Ik verheug me op deze tocht langs de Drina, die al een poos om mijn verlanglijstje stond.
Als ik wegfiets is alles nog stil op deze vroege zondagochtend, op de hanen na dan. Rechts van me liggen de beboste berghellingen, links onder me stroomt de Drina en aan de overkant liggen de Bosnische bergen. De bergwanden zijn zo steil dat het bijna lijkt alsof ik door een kloof fiets. De Drina kolkt er soms woest doorheen en waaiert dan telkens weer uit in een brede stroom.
Naarmate ik de rivier verder afdaal worden de bergen heuvels en de kloof een valei.
Het dal is toch weer één van de mooiste waar ik doorheen gefietst ben. Als bonus is ook het asfalt gloednieuw, het beste wegdek dat ik de afgelopen vijf jaar op de Balkan onder de wielen heb gehad. Hierdoor en door het vrijwel ontbrekende verkeer kan ik ongestoord genieten van deze prachtige omgeving.
Genieten doe ik ook in Mali Zvornik maar dan van de nog warme gevulde broodjes van de bakker en de hete cappuccino op het terras in de koelte.
Mali Zvornik is het laatste dorpje dat nog tussen de hoge heuvels ligt. Hier eindigt tegelijk ook het stuwmeer in de rivier en begint de overgang naar een vlakker landschap.
Als ik verder fiets lijkt het leven langzamerhand op gang gekomen, zo aan het eind van de ochtend. Ik deel de weg met de stedelingen die na een weekendje aan de Drina terug naar huis rijden.
Eenmaal bij Loznica zijn de bergen slechts nog in de verte te zien en hebben plaats gemaakt voor vlak rivierlandschap. Ik blijf langs de Drina fietsen, maar op gepaste afstand en achter de dijk.
De zon is al op haar hoogste punt en zonder de schaduw van de bergen loopt de temperatuur flink op. Tegen het heetst van de dag, als mijn thermometer 42°C aangeeft fiets ik Lešnica binnen. Daar in het dorp ontmoet ik een Poolse fietser die ik al eerder ben tegengekomen. Hij befietst de landen van het voormalig Joegoslavië. Hij vertelt me waar hij zojuist zijn shirt kletsnat heeft gemaakt met koud water. Er blijken meer fietsers die weten hoe door de hitte te fietsen. Op mijn beurt vertel ik hem dat er een kampeerterrein is bij Zasavica (waar ik hem later inderdaad zal terugzien).
Na Prnjavor verlaat ik de doorgaande weg om nog zo dicht mogelijk bij de Drina en daarna de Sava te kunnen fietsen. Glad asfalt wordt lapjesasfalt. Auto's zie ik nog sporadisch, groenten en fruit des te meer. De akkers lijken eindeloos uitgestrekt.
Ik fiets door de polders van de rivierdelta. De Drina mondt hier uit in de Sava. De wegen lopen bochtig net als de kreken waar ze langs liggen. Wanneer ik de contouren van Fruška Gora zie weet ik dat ik er bijna ben.
Het kampeerterrein van Zasavica is een juweeltje. Nog voordat ik m'n tent heb opgezet zit ik gezellig te kletsen met Sonja en Paul. Die me laten genieten van het Belgische bier dat ze vanuit Aalst hebben meegebracht.
Als later de koeien op stal gaan zie ik ook de Poolse fietser weer.
Ik geniet van de avond.
Een drukkende atmosfeer kondigt de verwachte regenbuien van de komende dagen al aan. Traag breek ik op, om pas laat op pad te gaan. Vandaag wil ik de Romeinse overblijfselen van Sirmium bezoeken. Omdat de musea pas om tien uur open zouden gaan, vertrek ik pas halverwege de ochtend.
Om negen uur ben ik op pad.
Voor het eerst na een jaar zie ik de Sava weer terug, de rivier waar ik elk jaar wel een stuk langs fiets. Ze wordt zo langzamerhand een oude bekende. Op een hoge rivierdijk krijg ik uitzicht over het water. Bij Sremska Mitrovica steek ik de rivier over, fietsend over de voetgangersbrug.
Sremska Mitrovica was ooit een Romeinse stad: Sirmium. Onder de huidige stad liggen nog de restanten van de Romeinse bouwwerken
Het eerste teken daarvan krijg ik als ik nog maar net de brug over ben en Žitna pijaca, de graanmarkt, zie. Via de sterkste cappuccino van Servië vervolg ik mijn speurtocht. Het Romeinse paleis ligt me al op te wachten. Van hieruit werd de regio, waarvan de naam nog steeds voortleeft in de naam 'Srem', bestuurd.
Na het paleis zijn het historisch en het archeologisch museum aan de beurt. Ze geven een indruk van de geschiedenis van de Srem van de Romeinse tijd tot aan het ontstaan van Joegoslavië. (Waarna ook hier de geschiedenis aan haar eind komt).
Het archeologisch museum ga ik met fiets en al binnen. Ik scharrel wat tussen de opgegraven artefacten maar ben al snel uitgekeken.
De fietstocht van Sremska Mitrovica naar Belgrado is een verplicht nummer. Mijn ronde zit erop. Ik heb moeite met het genieten van deze laatste rit door het Servische landschap dat toch best de moeite waard is. Links in de verte wordt ik begeleid door de heuvels van Fruška Gora, terwijl om me heen de golvende graanvelden naar me wuiven. Door slaperige dorpjes fiets ik glooiend richting de stad.
Vlak voor Belgrado, in de voorstad Zemun, ontvlucht ik de drukte door naar de Donau te sturen waar ik Kamp Dunav vind. De tent mag nog één keer op.
Het wordt een geanimeerde nacht. Miezerbuien wisselen elkaar af. In de verte drijven zwarte wolken. De bliksemschichten zijn van verre te zien, donderklappen begeleiden het spektakel.
De laatste kampeerdag in Servië zit erop. Tussen de miezerbuien droog ik de tent, terwijl ik voor de laatste keer de tassen inpak en de fiets bepak.
Net voor de volgende miezerbui fiets ik Zemun in waarna de regen in alle hevigheid losbarst. Ik schuil bij een koffiebar waar ik mag vertellen over mijn fietstocht en waar ik door de andere gasten getrakteerd wordt.
Even later fiets ik door natte straten naar Milos die mij al staat op te wachten.
Onder het geluid van de regen die op het afdak roffelt komt een afwisselende en enerverende tocht tot haar einde. Met een nieuwe fietservaring erbij vlieg ik morgen naar huis.