In de ochtendkoelte breek ik op. Ik fiets het bos uit over, vanzelfsprekend, een bospad. Dauw hangt nog boven de weilanden die liggen in de open plekken tussen de bossen. 't Is nog fris.
Terwijl ik nog door de bossen zwerf zie ik in de verte de zon opkomen tegen een heldere lucht. Een stralende dag kondigt zich aan.
Eenmaal op verharde wegen fiets ik noordwaarts langs de weilanden en sloten richting de brug over het randmeer waarna ik voor de eerste keer deze tocht de Zuiderzee zal doorsteken.
In het nieuwe land kan ik routes maken over vrijliggende fietspaden, zelfs door de stad liggen goede fietsroutes. Heerlijk fiets ik door het Waterlandse bos, ik schamp langs Almere en volg de Lage Vaart. Mijn route brengt mij langs de Oostvaardersplassen. Het water is stil, een vos jaagt langs de weg en ik geniet.
Voor koffie stop ik op de Bataviawerf voordat ik door het water koers zet richting Enkhuizen.
De komende kleine 30 kilometers heb ik water links en rechts van me. Magnifieke vergezichten over het water dat bevolkt wordt door de grote zeilschepen terwijl aalscholvers de oevers bewaken. Het heldere weer zorgt ervoor dat ik alle overkanten kan zien die voor de horizon liggen.
Het silhouet van Enkhuizen komt gestaag dichterbij. De wind drukt het tempo waardoor ik extra lang kan genieten van het uitzicht. Uiteindelijk fiets ik een paar keer kris kras door het havenstadje. Langs grachten met oude panden, langs de haven met de jachten.
In het park bij de Drommedaris en Paulus Potter maak ik tijd voor de boterhammen en een praatje. Enkhuizen maakt indruk op me.
Na Enkhuizen volg ik de dijk langs het water richting Den Oever. Het mooie weer heeft veel mensen naar buiten gelokt. Kinderen duiken van steigers, zeilers trekken het water op. Een eenzame fietser op de dijk trotseert de wind.
Ik slinger langs de voormalige Zuiderzee en laat me door de weg leiden naar Medemblik waar het stoomgemaal in volle glorie aan het werk is. Even verderop volgt het mooie Radboudkasteel.
De volle terrassen fiets ik voorbij, op pad voor het laatste stuk, langs de Wieringermeer. De wind is nog verder aangetrokken en doet mijn snelheid nog verder zakken. Met slakkengang kruip ik door de polder waar ik blijf genieten van de bossen, kreken en opmerkelijk straatnamen.
Uiteindelijk bereik ik tegen het eind van de dag Den Oever na 133 kilometer fietsen. Ik vind het kampeerterrein dat ik me nog herinner van een vorige fietstocht. Het blijkt (definitief) gesloten. Heb ik de plekken eens voor het uitzoeken! en het sanitair werkt nog ook! Even later krijg ik gezelschap van twee Duitse fietsers, Mieke en Simon, die ook hier 'gestrand' blijken. Heerlijk sta ik tussen de appelbomen. Herinneringen aan de vorige keer dat ik hier stond dringen zich op.
Op naar het noorden, daar waar de Friezen wonen. Zou de zon hier 's-nachts ondergaan in de zomer? Komt de temperatuur overdag boven het vriespunt? Ik ben benieuwd.
Eerst maar eens de Afsluitdijk nemen. Maar daarvoor nog even op de koffie bij Mieke, lekker een uurtje kletsen. Pas om acht uur fiets ik weg. De Afsluitdijk: links van me een dijk, rechts het voortrazende verkeer. Bij Zurich zit de klus erop.
IJskoud is het hier, 18°C zegt de thermometer. (Ben ik al voorbij de poolcirkel?)
De bordjes wijzen me door Harlingen. Daarna zoek ik mijn weg door het Friese landschap, alsmaar rechtdoor is dat hier. De afwisseling in de omgeving is indrukwekkend; aardappels, savoie kool, Sexbierum, pompoenen, prei, boerderij, rode kool, gerst, kerk, graanstoppels, aardappels, Sintjabikparochie, gras. Teveel om bij te houden. Heel wat anders dan op mijn vorige tocht door Friesland; vaarten, meren ophaalbruggetjes, rietkragen, watervogels.
De benen voelen stram als ik Annaparochie uit fiets na m'n middagpauze. Even later na Stiens lijkt het alsof het platte landschap een metamorfose heeft ondergaan; gras, hooi, koeien, steeds meer vaarten met rietkragen.
De paden worden mooier en bijna voordat ik er erg in heb fiets ik over het bruggetje bij Bartlehiem en verder langs de Dokkummer Ee. M'n eerste Friese ophaalbrug krijg ik bij Burdaard.
Opeens fiets ik door afwisselend landschap; riviertjes, meertjes, watervogels, bossen. Mensen zitten te vissen, een meisje wordt door vier jongens beurtelings bereden, het bejaardenhuis doet een fietsuitstapje. De natuur wordt hier intens beleefd.
Uiteindelijk fiets ik door het Friese Wald en vind mijn kampeerplek bij Frytsjam. M'n tent staat tussen de bosbessen, linksaf na de varkens.
Een rit die saai begon en met het uur interessanter werd zit er na 106 kilometers op. In een heldere nacht, onder een volle maan zoek ik mijn tent op. De lucht voelt al klam, vannacht zal de dauw vanaf het wad over het land trekken.
Friese dauw ligt tientallen meters hoog op het land. De fruitboer vertelde al dat dit regelmatig voorkomt. Kletsnat breek ik op. Boven de wolken schijnt de zon, daar zie ik een strak blauwe lucht.
Ondertussen ga ik door de vrieskou op pad. Ik volg een route die mijn gastheer me had aangeraden, via Blauwverlaat. Het advies bleek prima. Ik fiets tussen bomen, langs vaarten richting de Friesche Palen. Niet lang daarna doorkruis ik de natuurgebieden bij Bakkeveen en weer wat later, na de middagstop in Oosterwolde, de bossen bij Appelscha.
Ik ben in Drenthe, kris kras klinkerwegen door de markante dorpen, zwerfkeien in de tuinen. Deze rit is tot nu toe toch wel de mooiste van deze fietstocht.
Na de bossen volg ik de Hoofdvaart en slinger tot aan de volgende bossen, die bij Staphorst.
Na een korte maar imposante rit van 86 kilometers vind ik in de staatsbossen aldaar mijn paalkampeerplek. Langs een wandelpad, ingeklemd tussen een doorgaande weg en een weiland, opgeluisterd met vernielingen en afval.
In de loop van de avond hoor ik verontrustende geluiden. Gekraak van takken, een everzwijn, oeros of mammoet? Voorzichtig sluip ik dichterbij om poolshoogte te nemen. Het blijkt een Mexicaanse fietser die ook hier zijn bivak komt maken. Op z'n fiets verkent ie Europa.
Later op de avond krijgen we gezelschap van drie volwassen jongetjes die een nachtje avonturiertje komen spelen. Een kampvuur wordt aangelegd, bier en nootjes gaan rond, gesprekken vullen de bossen. Slapen lijkt een illusie.
Al vroeg ben ik wakker, nog eerder dan de zon. In het morgenrood ga ik op pad. Ik ruik de nog stille natuur die nog gehuld is in dauw. Zo net bij zonsopkomst zie ik de natuur op haar mooist.
Heerlijk rustig fiets ik door het landschap waar ik na Dalfsen de eerste landgoederen ontwaar. Er blijkt hier ook een kastelenroute te zijn.
De Overijsselse binnenwegen heb ik bijna voor me alleen. Ze brengen me naar beken, bossen, gemoedelijke dorpjes en natuurlijk naar de IJssel.
Als ik vanaf Welsum de rivier stroomopwaarts volg, fiets ik langs een kronkelende rivier, af en toe om mooie zijarmen met overhangende bomen. Op de oevers en in het water meer vogelsoorten dan dat ik in het voorbij fietsen kan tellen.
Wanneer ik de rivierdijk verlaat, ter hoogte van Deventer wordt ik links en rechts getrakteerd op (soms mooie) landgoederen langs omboomde wegen. Na de pont bij Brunssum fiets ik door Bronkhorst wat zowat een museumdorp lijkt.
Al sinds twee dagen zie ik regelmatig ooievaars op het land. Mijn gedachten gaan naar de fietstochten door Slovenië en Slavonië. Even voor Zevenaar is er een stel dat dichtbij genoeg 'graast' om op de foto te passen.
Na het kruisen van de IJssel, zijn nu de Rijn en de Waal aan de beurt. Eenmaal aan de overkant, bij Millingen geniet ik nog even van alweer een vogelparadijs in een meander voordat ik een stukje Duitsland doorsnij om bij Groesbeek te komen.
Ik vind mijn plekje op het natuurkampeerterrein van Staatsbosbeheer. De meest hooggelegen plek waar ik kampeer deze fietstocht, 68 meter boven de zeespiegel.
Meteen na m'n avondeten en corvee kruip ik, moe van de 135 fietskilometers, de tent in voor mijn laatste overnachting van deze tocht.
Alweer vroeg op pad om nog van het mooie weer te genieten voordat de verwachte regen het land binnen drijft. Door de kou en de ochtendspits vind ik mijn route naar de waarden tussen de rivieren. Over rivierdijken en polderwegen, langs boerderijen en kerken naar de oversteek van de Maas bij Ravenstein. Verrast door fietspaden in Vlaamse stijl, kies ik snel een route over de dijken langs de Maas, waar ik het kasteel van Oijen langs mijn route vind (en het daar ook weer snel achter me laat).
Met ijskoffie en sinaasappels op het bankje langs de rivier in Lith geniet ik van de uitzichten. Langs de rivier zie ik veel aangelegde natuurgebieden die bij hoog water vast als overstroomgebied dienen. Nu grazen de hooglanders in dit lage land.
Alweer kruis ik de Maas, deze keer met het pontje naar Alem.
Een praatje met de veerbaas, de rust van de uiterwaarden, de slingers in de rivieren, een fietser die geniet.
Even later tref ik het minder. Mijn fietskaarten zijn al 25 jaar oud. Ik had ze meegenomen om op terug te vallen en dat bleek nodig. Fietsen via fietsknooppunten bleek aanleiding tot herhaaldelijke frustratie en veel tijdsverlies, een GPS blijkt slechts nuttig om precieze locaties te vinden als ik al dicht in de buurt ben.
Helaas bleek bij Zaltbommel dat de wegenmakers de wegen op mijn oude kaarten niet altijd hebben gerespecteerd. Een alternatieve route brengt me door de buitenwijken van de stad.
Eenmaal terug op mijn geplande route volg ik de Bommelsche zuiderwetering en de Capreton richting de Afgedamde Maas.
Met de rivier links en de boomgaarden rechts van me slinger ik over de dijk langs Poederooijen totdat ik de Afgedamde Maas kruis en de rivier aan de overkant volg richting de Merwede.
De Brabantse Biesbosch lijkt een gedaanteverandering te zijn ondergaan sinds de laatste keer, zo'n 15 jaar geleden, toen ik, ook op 'n fietstocht, erlangs reed. Overal nieuwe natuur, herkauwers, vogels, moeras. Kreken die het land in lopen, bruggetjes over het nieuwe water. Op sommige plekken zijn de restanten van de vroegere boerderijen nog herkenbaar.
Na de pont, de Dordtse Biesbosch en de Oeverlanden van de Hoeksche Waard zit deze fietstocht erop, na een laatste rit van 138 km.
Behalve genieten van het fietsen en van de omgeving was ook het ervaren van het paalkamperen een doeletje van deze fietstocht. Helaas bleken de bezochte paalkampeerterreinen, althans die door staatbosbeheer beheerd worden, een echte afrader en steken schril af tegen de eerder bezochte bivakzones in België. Ook op de andere bezochte wildkampeerplekken (een voormalig kampeerterrein en een fruitboerderij) bleek het een stuk aangenamer om te bivakeren. Van de twee bezochte paalkampeerterreinen van staatsbosbeheer was met name de locatie beroerd: dicht bij druk (recreatief) verkeer terwijl er in de directe omgeving veel mooiere alternatieven voorhanden waren. Maar ook de staat van onderhoud was even beroerd. Tenzij, maar ook indien, ontmoedigen van het wildkamperen het doel is, zou enige schaamte de beherende instantie niet misstaan.